Groninger paarden werden oorspronkelijk gebruikt voor landbouw en transport. Na de industrialisatie dreigde het ras te verdwijnen als gevolg van rijtypische kruisingen met andere rassen. Het Groninger paard werd ternauwernood van de ondergang gered.
Het Groninger paard komt voort uit het inlandse, noordelijke paard dat door de eeuwen heen werd gefokt langs de noordkust van Nederland, Duitsland en Denemarken. Omstreeks 1870 vonden kruisingen plaats met hengsten uit Oldenburg en Oost-Friesland. Vanaf circa 1880 werd het Groninger paard in stamboekverband gefokt. Het ras kreeg daardoor meer bekendheid in het hele land.Tot begin 20e eeuw was het Groninger paard een licht, veelzijdig paard. Het Groninger paard werd gefokt voor de landbouwbedrijven, maar was ook geschikt voor ander gebruik: rijtuig, goederentransport en veldartillerie.
Ploegpaard
Na de Eerste Wereldoorlog nam het gebruik van lichtere paarden sterk af door de ontwikkeling van de techniek (auto, trein). In de landbouw nam de behoefte aan zwaardere paarden toe, vanwege de uitvinding van werktuigen die door paarden moesten worden voortbewogen en gelijktijdig aangedreven werden. Het zware koudbloedpaard was daar aanvankelijk beter geschikt voor dan het veelzijdige warmbloedpaard. Om te kunnen concurreren, moest het Groninger paard veranderen naar een heel zwaar warmbloedpaard.
Landbouwrijpaard
Na de Tweede Wereldoorlog werd het zware werk in de landbouw steeds meer overgenomen door de tractor. Tegelijkertijd groeide de ruitersport. Daarom moest het Groninger paard weer meer overeenkomsten gaan vertonen met het veelzijdige, lichtere Groninger paard van vroeger. De inzet van Holsteiners, Trakheners en Engelse Volbloeden in de Groninger fokkerij maakte deze verandering in relatief korte tijd mogelijk. Zo importeerde het Nederlands Warmbloedpaard (NWP, voorloper van Ver. Het Groninger Paard) een aantal Holsteiner merries, die met Groninger hengsten werden gekruist. Van deze merries kreeg Morgenster de meeste bekendheid, als moeder van de preferente Groninger (spring)hengst Sinaeda (v. Camillus)
Er ontstond echter steeds meer vraag naar gespecialiseerde rijpaarden dan naar het veelzijdige Groninger paard. Daardoor dreigde het Groninger paard als ras te verdwijnen. Eind jaren tachtig waren er bijna geen zuiver Groningse paarden meer in Nederland.
Voortbestaan Groninger paard
In 1978 wist een aantal vrijwilligers de laatste Groninger hengst Baldewijn te redden van de slager. Vervolgens zochten ze zoveel mogelijk Groninger merries om in te zetten voor de fokkerij.
Om in georganiseerd verband te kunnen fokken, begon een groep van 25 liefhebbers van het Groninger paard op 25 februari 1982 de Vereniging Het Groninger Paard. De stamboekvereniging begon met slechts één hengst en circa twintig merries. Dankzij zorgvuldige fokkerij is het bestand aardig toegenomen en zetten we ons nog steeds in om het bestand levensvatbaar te houden en verder te doen toenemen.